32

Ze wachtte tot er iets zou gebeuren. Nee. Het was eerder zo dat ze ernaar verlángde dat er iets zou gebeuren. Het maakte niet uit wat. Het was klassiek. Alle gevangenen moesten wachten, soms heel lang. Daarna waren ze bereid willekeurig wat te bekennen. Willekeurig wat toe te staan.

   Ze moest naar de wc. Dat kon niet langer wachten. Ze begreep niet waarom het zo lang had geduurd. Kwam dat door de shock? Het was hoe dan ook een soort blokkade. Maar die was nu over. Ze moest echt naar de wc.

   Ze kon roepen. Langzaam besefte ze dat er niets meer voor haar mond zat. Haar lichaam werd steeds kouder terwijl het tot haar doordrong, alsof ze langzaam in het ijs zakte.

   Ze lag nu in een andere houding.

   Hij was hier geweest. Hij had haar aangeraakt. Ze moest hebben geslapen. Hij had haar in slaap gebracht. Net als de anderen. Jezus. Jezus! Hoe was dat in zijn werk gegaan? Ze had het niet gemerkt. Ze was niet in slaap gevallen, niet uit zichzelf. Hij was hier geweest! Hij is hier geweest! Was hij onzichtbaar? Was hij er gewoon opeens? Was hij de Duivel? Nee, ze geloofde niet in de Duivel. Ze geloofde in God, maar niet in die ander.

   Wat deed hij nu, hij daar? Ze luisterde of ze iets hoorde. Het was overal stil. Het was donker. Ze lag in het donker. Ze kon het raam achter het bed niet zien. Het liet wat licht binnen, als je het licht kon noemen. Op de muur tegenover haar was iets van een rechthoek te zien. Dat was het raam. Ze lag nog altijd voorover op haar zij, maar nu op de andere. Ze voelde niets meer in haar linkerzij. Het deed geen pijn. Ze had wel andere dingen om aan te denken. Haar hele buik brandde nu, ze moest onmiddellijk naar de wc, ze wilde hier niet liggen… en…

   ‘Hallo?’ riep ze. ‘Is daar iemand? Hallo? hallo?’

   Ze hoorde niets.

   ‘Hallo? Hallo?’

   Ze kon haar eigen stem amper horen. Haar stem reikte nauwelijks tot buiten de kamer. Had hij iets met de muren gedaan? Was het nu een bunker? Is het een graf? Nee, weg, weg. Niet denken! Hij had dit niet gepland. Ik dook zomaar op. Nu overweegt hij wat hij met me zal doen. Hij zal niets met me doen. Ik was geen onderdeel van zijn plannen. Dit had hij niet gepland. Hij is een pietje-precies, verdomme! Niets mag zijn plannen in de war schoppen. Het zou fout zijn als hij iets met me deed. Ik heb nooit bestaan. Nee, nee, dat meende ik niet. Ik besta nu, en hij doet net alsof ik er niet ben. Het was het eenvoudigst voor hem om me vast te binden en me hier te laten liggen. Later, als alles voorbij is, zullen ze me hier vinden en dan zal alles goed komen. Er zal mij niets zijn overkomen. Er kan van alles zijn gebeurd, maar niet hier, niet in deze kamer, niet met mij! Hij gaat verder met zijn andere plannen. Daar wil ik ook niet aan denken. Zal het in dit appartement gebeuren? Zal hij hier iemand vermoorden? In een van de kamers daar? Waar gaat het gebeuren? Is hij alleen in deze buurt actief? In dit stadsdeel? Waarom? Is dat niet riskant? Is het andersom? Moet het in deze buurt plaatsvinden? En nu móét ik naar de wc!

   ‘hallooo?!’

   Toen dacht ze dat hij het niet was. Niet híj. Hij is iemand anders, een andere gek. Ze had dubbel pech gehad. Of misschien was de kans even groot. Er woonde meer dan één gek in elke trapopgang. Waren daar statistieken van? Zoveel psychotische moordenaars per trappenhuis in Göteborg. Zoveel pietjes-precies. Het verband tussen precisie en psychotisch doden. Dat soort dingen.

   ‘hallo!’

   De deur achter haar werd opengerukt.

   ‘Wat is dat voor geschreeuw? Hou daarmee op!’

   Hij klonk als een leraar. Misschien was hij dat ook. Hij kon van alles zijn, willekeurig wat.

   ‘Ik moet naar de wc.’

   ‘Nee.’

   ‘Ik moet naar de wc!’

   Ze kreeg nu geen antwoord. Ze voelde het tochten. Het was net een streling over haar wang. Het kwam van de deur. Daarginds stond een raam open. Een deur. De redding zou door de deur naar binnen komen stormen. Of door het raam. Dat soort dingen was eerder gebeurd. Ze had erover gehoord.

   Als ze maar naar de wc mocht, zou ze hier wegkomen. Ze kwam niet terug naar deze kamer, no way. Ze zou die klootzak neerslaan. Ze zou…

   Ze voelde hem nu achter zich bewegen. Ze voelde dat hij aan het touw trok.

   Een pietje-precies. Hij wilde niet dat er iets gebeurde met het appartement waar hij in woonde. Dat hij verzorgde. Het was niet leuk als iemand het bed onder zou pissen, de vloer onder zou pissen. Dat was niet netjes. Het stonk. Het zou lang blijven stinken. De lucht zou misschien nooit meer verdwijnen. De vlekken. Niets zou weggaan.

   Hij maakte het touw achter haar los.

   Geen ondersteek. Hij zou geen ondersteek gebruiken, of een emmer of een kom of zoiets. Dat zou niet netjes zijn. Hij wilde niets zien. Hij wilde niets aanraken. Hij zou nooit een goede verpleeghulp worden. Ze had een vakantiebaantje in de bejaardenzorg gehad. Daar was het niet netjes. De natuurlijke behoeften van jongere mensen die bedlegerig waren, waren ook niet zo netjes. Pies en poep waren leuk als je vier of vijf was. Niet nu.

   Hij maakte het touw om haar voeten los. Ze zou leven. Toen ze zijn handen bij haar enkels voelde, wist ze dat ze zou leven, ze zou blijven leven en dit kunnen navertellen.

 

De ochtend van oudjaar was niet anders dan andere winterochtenden: een rode zon, een heldere en giftige lucht. De sneeuw was elders. Die was ver in het noorden gesignaleerd. Zijn dochters waren bij hem gekomen toen hij nog in bed lag. Hij slingerde zijn benen op de grond. ‘Nu gaan we ontbijten!’

   Maar de telefoon rinkelde nog voordat hij de hal uit was. Het geheime nummer. Hij nam op bij het wandtoestel in de hal.

   ‘Ja?’

   ‘Ik heb je toch niet wakker gemaakt?’

   ‘Nee, nee, Janne. Wat is er?’

   ‘De ijscowagens van Hemglass.’

   ‘Ja?’

   ‘Ze maken een aantal ritten door Groot-Göteborg, om het zomaar te zeggen,’ zei Möllerström.

   ‘Ik weet dat het vrijwel hopeloos is,’ zei Winter. ‘Ik had al bedacht dat we het gebied moeten beperken.’

   ‘Over beperkingen gesproken. Ze rijden niet meer door het centrum.’

   ‘Sinds wanneer?’

   ‘Vanaf heden. De jaarwisseling. En dat is vanavond.’

   ‘Wanneer zijn ze voor het laatst in het centrum geweest?’

   ‘Afgelopen week.’

   ‘En wat rekenen ze tot het centrum?’

   ‘Er zijn een paar routes,’ zei Möllerström. ‘Ik kan ze na morgen wel mailen.’

   ‘Na morgen? Waarom ben je zo attent?’

   ‘Dat weet ik niet, Erik. Ik vind het erg genoeg om je op oudjaar te moeten bellen.’

   Vanuit de keuken kwam de geur van gebraden ham. Angela wilde niet langer wachten. Er waren dingen die ze niet echt hadden uitgepraat. Hij hoorde Lilly’s klaterende lach. Elsa riep iets. Misschien naar hem.

   ‘De meisjes zullen het niet leuk vinden,’ zei hij tegen zijn registrator. ‘Geen ijscoboer meer.’

   ‘Nee, jammer hè?’

   ‘Waarom stoppen ze met de routes door het centrum?’

   ‘Te veel concurrentie van anderen, alle winkeltjes, snoepzaken, buurtwinkels, supermarkten als Seven Eleven, je kent het wel. En het wordt steeds moeilijker om op staat te stoppen. Er is geen tijd en geen plek. Het is ook te gevaarlijk. Kinderen op straat. We hebben het niet direct over slaperige villawijken.’

   ‘We hebben het over discriminatie van de mensen die in het centrum wonen,’ zei Winter.

   ‘Als je het zo belangrijk vindt, moet je maar verhuizen,’ zei Möllerström.

   ‘Denk je dat de ijscoboer bij zee komt?’

   ‘Ik mail je alle routes, dan kun je zelf kijken,’ zei Möllerström.

   Winter dacht na. Niet over de routes van de ijscoboer. Hij peinsde over iets anders. Iets wat er verband mee hield, met de ijscoboer. Er was iets wat verklaard moest worden. Iets wat nog niet was verklaard.

   ‘Heb je naar dat deuntje gevraagd?’

   ‘Nee, het ging je toch om de routes?’

   ‘Ja…’

   ‘Dat muziekje spreekt voor zich.’

   ‘Ja…’

   ‘Heb ik iets gemist?’

   ‘Nee, nee, Janne. Alleen… Kun je me het nummer geven van degene met wie je hebt gesproken?’

   ‘Zijn nummer thuis… even kijken…’

   Het nummer thuis. Zo ging het. Op de ochtend van oudjaar kon de telefoon bij iemand thuis overgaan. Het kon Herr Kommissar zijn.

   Winter kreeg het nummer.

   ‘Heb ik iets gemist?’ herhaalde Möllerström.

   ‘Nee, Janne. Er is alleen iets wat ík misschien heb gemist.’

   ‘En dat is?’

   ‘Dat weet ik als ik hem heb gesproken. Het is maar een gedachte.’

   ‘Wil je ijs bestellen?’

   ‘Hm. Fijne jaarwisseling, Janne.’

   ‘Het wordt rustig dit jaar.’

   ‘Eet niet te veel ijs. Je maag wordt zo koud.’

   Hij verbrak de verbinding. Hij begon het nieuwe nummer in te toetsen. Iemand trok aan zijn been. Hij keek omlaag.

   ‘Eten,’ zei Lilly.

   ‘Ik kom zo, meiske.’

   Hij hoorde gerammel in de keuken. Hij hoorde een stem in zijn oor. Hij had kennelijk het hele nummer al ingetoetst. Hij stelde zich voor. Hij verontschuldigde zich.

   ‘Het geeft niet,’ zei de man. ‘Ik ben altijd geïnteresseerd in mensen die geïnteresseerd zijn in ijs van Hemglass.’

   ‘Ik heb gehoord dat jullie stoppen met de centrumroutes,’ zei Winter, ‘of dat al hebben gedaan. Maar ik weet dat u de achtergrond daarvan al aan mijn collega hebt uitgelegd. Het gaat nu om iets anders.’

   Hij viel stil. Wat zou hij vragen? Het was een merkwaardige vraag. Die had uit een droom kunnen komen.

   ‘Ja?’ zei de stem in de hoorn.

   ‘Hebben jullie het deuntje veranderd?’

   ‘Sorry?’

   ‘Het muziekje. Dat riedeltje dat jullie altijd laten horen als jullie komen. De Dikke en de Dunne of wat het ook maar is.’

   ‘Ja?’

   ‘Is dat altijd precies hetzelfde?’

   Hij kreeg geen antwoord. Het was stil. Het leek alsof de verbinding was verbroken.

   ‘Hallo?’ zei Winter.

   ‘Ja, ik ben er nog. Waarom vraagt u dat?’

   ‘Maakt dat uit?’

   ‘Nee… alleen… Hebt u dat zelf gehoord?’

   ‘Wat?’

   ‘Dat we het melodietje iets hebben veranderd.’

   ‘Sorry?’

   Winter voelde een gesuis door zijn hoofd trekken, een gebruis.

   ‘Daar vroeg u toch naar?’

   ‘Wacht even,’ zei Winter. ‘Bedoelt u dat jullie het inderdaad hebben aangepast?’

   ‘Niet ingrijpend, natuurlijk. Eigenlijk is het ook geen verandering. Maar we hebben het tempo iets opgevoerd, en misschien dat we het volume ook iets hebben opgeschroefd. Ja, ik geloof het wel. Zodat het… Zodat de mensen zouden merken dat het de laatste keer was dat we kwamen. Of een van de laatste keren.’

   ‘Hebben jullie het vaker dan één keer gebruikt?’

   ‘Volgens mij wel. De laatste twee weken. Als een afscheidsfanfare, of hoe je het ook maar moet noemen.’ De man lachte. ‘Een beetje belachelijk natuurlijk, maar een paar van onze chauffeurs werden een beetje sentimenteel en stelden het toen voor. Ze zijn al heel lang bij ons.’

   ‘Dus de laatste twee weken gebruikten jullie een ander deuntje?’ zei Winter. ‘Heb ik dat goed begrepen?’

   ‘Ja. In het centrum dus.’

   ‘In het centrum,’ herhaalde Winter.

   ‘Maar dat is natuurlijk afhankelijk van wat je als het centrum beschouwt,’ zei de man.

   ‘Wat beschouwt u als het centrum?’ vroeg Winter. ‘Wat beschouwt Hemglass als het centrum?’

   Tussen zijn oren hoorde hij nog altijd het gebruis, het gesuis, en nu een stem die van een andere kant kwam, een kind, een vrouw, hij hoorde het niet. Hij luisterde naar binnen, in de hoorn, hij probeerde een signaal te horen, iets wat niet echt als iets anders klonk. Tonen die een verschil zouden betekenen tussen toen en nu.

   ‘Uw… collega heeft alle routes,’ zei de man. ‘Hij zou de boel van de website kopiëren.’

   ‘Is het centrum een groot gebied voor Hemglass?’

   ‘Bedoelt u of er veel routes zijn?’

   ‘Ja. Hoe definiëren jullie het centrum?’

   ‘Vasastan, Haga, Heden, Lorensberg, Linné.’

   ‘Dat is het centrum?’

   ‘Ongeveer. Ik ben niet eens zeker van Linné. Maar van Vasastan wel.’

   ‘Waarom zegt u Vasastan?’

   ‘Hoe bedoelt u?’

   ‘Waarom noemt u juist Vasastan?’

   ‘Tja… dat is voor mij het centrum.’

   ‘Ja…’

   ‘Waar woont u zelf?’

   ‘In Vasastan,’ zei Winter.

   ‘Waar gaat dit eigenlijk over?’ vroeg de man.

   ‘Wordt er vaker dan één keer per week gereden?’ vroeg Winter.

   ‘Waar?’

   ‘In het centrum? Kwamen jullie daar vaker dan één keer per week?’

   ‘Nee.’

   ‘Nooit?’

   ‘Het afgelopen jaar in elk geval niet.’

   ‘Kwamen jullie altijd op dezelfde dag? De laatste keren dus? De afgelopen maand.’

   ‘Ja.’

   ‘Dezelfde tijd?’

   ‘Ja, voor zover mogelijk.’

   ‘Dezelfde straten?’

   ‘Ja.’

   ‘Dank u wel,’ zei Winter. ‘Bedankt voor uw hulp. Gelukkig nieuwjaar.’

   ‘Waar gaat dit over?’ herhaalde de man van Hemglass.

   ‘Leven en dood,’ zei Winter en hij hing op.

 

De laatste winter
titlepage.xhtml
De laatste winter_split_000.xhtml
De laatste winter_split_001.xhtml
De laatste winter_split_002.xhtml
De laatste winter_split_003.xhtml
De laatste winter_split_004.xhtml
De laatste winter_split_005.xhtml
De laatste winter_split_006.xhtml
De laatste winter_split_007.xhtml
De laatste winter_split_008.xhtml
De laatste winter_split_009.xhtml
De laatste winter_split_010.xhtml
De laatste winter_split_011.xhtml
De laatste winter_split_012.xhtml
De laatste winter_split_013.xhtml
De laatste winter_split_014.xhtml
De laatste winter_split_015.xhtml
De laatste winter_split_016.xhtml
De laatste winter_split_017.xhtml
De laatste winter_split_018.xhtml
De laatste winter_split_019.xhtml
De laatste winter_split_020.xhtml
De laatste winter_split_021.xhtml
De laatste winter_split_022.xhtml
De laatste winter_split_023.xhtml
De laatste winter_split_024.xhtml
De laatste winter_split_025.xhtml
De laatste winter_split_026.xhtml
De laatste winter_split_027.xhtml
De laatste winter_split_028.xhtml
De laatste winter_split_029.xhtml
De laatste winter_split_030.xhtml
De laatste winter_split_031.xhtml
De laatste winter_split_032.xhtml
De laatste winter_split_033.xhtml
De laatste winter_split_034.xhtml
De laatste winter_split_035.xhtml
De laatste winter_split_036.xhtml
De laatste winter_split_037.xhtml
De laatste winter_split_038.xhtml
De laatste winter_split_039.xhtml
De laatste winter_split_040.xhtml
De laatste winter_split_041.xhtml
De laatste winter_split_042.xhtml
De laatste winter_split_043.xhtml
De laatste winter_split_044.xhtml
De laatste winter_split_045.xhtml
De laatste winter_split_046.xhtml
De laatste winter_split_047.xhtml
De laatste winter_split_048.xhtml
De laatste winter_split_049.xhtml
De laatste winter_split_050.xhtml
De laatste winter_split_051.xhtml
De laatste winter_split_052.xhtml
De laatste winter_split_053.xhtml